Schloss Dyck strekt zich met zijn voorburchten en het boerenerf uit over vier eilanden in de Kelzenberg en wordt omgeven door een schilderachtige Engelse landschapstuin. De geschiedenis is gedocumenteerd sinds 1094, toen "Hermannus de Dicco" werd genoemd in een document van de aartsbisschop van Keulen. Hij was de heer van een eenvoudig fort in het moerassige krekengebied. De volgende generaties bouwden de zetel uit tot een versterkte waterburcht en de omliggende dorpen werden opgenomen in de heerlijkheid.
Vanuit historisch perspectief zijn twee aspecten opmerkelijk: ten eerste bleef het landgoed meer dan 900 jaar in het bezit van de familie Salm-Reifferscheidt-Dyck voordat het met de oprichting van een stichting in 1999 een centrum voor tuinkunst en landschapscultuur werd. Ten tweede kon het eeuwenlang zijn autonomie behouden tussen de machtscentra van het keurvorstelijke Keulen, Jülich en Geldern. Het kleine gebied - in de volksmond "Dycker Ländchen" genoemd - is vandaag de dag nog steeds herkenbaar als een uniek stukje cultuurlandschap.
De riddertijd en de middeleeuwen met hun vele militaire conflicten behoorden tot het verleden toen het kasteel zijn huidige uiterlijk kreeg. De eigenaars van de 17e eeuw creëren een representatieve, vroegbarokke residentie. In 1647 werd een nieuwe schuur gebouwd en zes jaar later werden de manege, de wachtkamer en de brouwerij gerenoveerd. Van 1656 tot 1667 liet graaf Salentin het hofpaleis uitbreiden tot een complex met vier vleugels. Het werd een ontmoetingsplaats voor de high society van die tijd.
Aan het einde van de 18e eeuw werd Dyck een rococo-residentie van het hoogste kaliber. Het mooiste behangpapier en exquise meubilair maken deel uit van het interieur. Sommige kamers in de oostelijke vleugel zijn nu opengesteld voor het publiek als museum. Een blik in het verleden - en in de toekomst: met de oprichting van de stichting is begonnen met een uitgebreide renovatie van het hele complex en een eigentijdse heroriëntatie van de inhoud.